Blz 19
Korte geschiedkundig overzicht van de Duitsche Ridderorde en het ontstaan van Pruisen als deelstaat van het Duitse Rijk.
Tijdens de Kruistochten ontstonden er meerdere hospitaalbroederschappen zoals de Tempeliers en de Johannieters. De Duitse Orde werd na de belegering in 1190 van Akkon in het Heilige Land opgericht. Het ongewone klimaat veroorzaakte epidemieën met zulke verwoestingen onder de mensen, dat kooplieden uit Lübeck en Bremen zich genoodzaakt zagen onder de zeilen van hun koggen een tentenhospitaal op te richten. Ook de Duitse broederschap beschouwde Jeruzalem als haar spiritueel centrum. De naam van de vestiging was ‘Duits Hospitaal van Onze-Lieve-Vrouw van Jeruzalem’. Vanuit dit hospitaal ontstond in 1198 een ridderorde naar het voorbeeld van de Tempeliers en Johannieters met de officiele naam “Ordinis S. Mariae Theutonicorum”.
Als basis golden de ridderidealen en ziekenverzorging. Beschermheilige werd St. Elisabeth (1207-1231). De orde werd erkend door de Paus en groeide snel uit tot een politieke machtsfactor. Veel toetredende edelen en burgers stonden hun bezittingen af aan de Orde en zo groeide haar macht in Europa in korte tijd. Naast nederzettingen in Nederland, België en het Roomse Rijk, vestigde de orde zich rond 1230 in Pruisen en 1237 in Lijfland. In 1226 laat de Grootmeester door keizer Frederik II in de zogenaamde Gouden Bul van Rimini verklaren, dat dit land en nog te veroveren Pruisische gebieden als onafhankelijke gebieden van de Ridderorde aangemerkt zullen worden. Vanaf 1231 begint de ridderorde het land der Pruisen te veroveren. Zij sticht steden en richt burchten op. De bevolking is behoorlijk resistent tegen bekering en wordt daarom bijna uitgemoord. De overlevenden worden gekerstend door de meereizende Franciscanen en Dominicanen. De Paus steunde officieel het doen en laten van de orde, men bekommerde zich niet om het aantal doden en de genocide.
De Pruzzen werden na een aantal veldslagen in 1274 definitief verslagen en onderworpen aan het gezag van de ridderorde. Door de decimering van de bevolkng was er ruimte genoeg en haalde de orde veel Duitse en Nederlandse kolonisten naar Pruisen.
Pruisen lag buiten het Heilige Roomse rijk en fungeerde daarom als soevereine en onafhankelijke staat. De Orde handelde hier ook naar. In 1308-1309 werd na uitsterven van het hertogelijk geslacht, Pomerellen ingenomen samen met de centraal gelegen belangrijke handelsstad Danzig. In 1309 werd de hoofdzetel van de orde verplaatst van Venetië naar het kasteel de Marienburg ten zuiden van Danzig. Daarmee was het voor iedere machthebber in Europa duidelijk dat hier een volwaardige staat was ontstaan waar terdege rekening mee moest worden gehouden. De ridderidealen gingen steeds meer de boventoon voeren en de oorspronkelijke doelstellingen als ziekenverzorging, dienstbaarheid en hospitaliteit raakten op de achtergrond. De bestrijding van het heidendom kreeg een prominente plaats. Het is opmerkelijk dat de nieuwe staat Pruisen zijn naam ontleent aan de oude bewoners de Pruzzen. Zij werden verslagen maar niet zonder een diepe indruk gemaakt te hebben op de veroveraars.
De Duitse orde werd geleid door de grootmeester, die op alle grote burchten vertegenwoordigers neerzette. Er bestond een sterke hiërarchische structuur. Onenigheid met de koning van Polen resulteerde in de beroemde slag bij Tannenberg 1410, waar de orderidders verslagen werden. Nadien werd de Orde van binnenuit ondermijnd door de opkomst van de burgerlijke gezagsdragers en handelslieden in Hanzesteden als Königsberg, Danzig, Kulm, Thorn, Elbing en Braunsberg. In 1440 werd door de handelslieden de Pruisische Bond opgericht, maar de keizer verklaarde deze in 1453 als illegaal en maakte de opheffing bekend. De Pruisische Bond kondigde in 1454 aan zich niet meer gebonden te achten aan de wetgeving van de ridderorde en de keizer. Zij erkenden daarom de Poolse koning als nieuwe heer en meester. Hierop volgde de 13 jarige oorlog waarop in 1466 een vredesverklaring volgde. Het machtsgebied van de orde kromp sterk en de zetel van de grootmeester werd verplaatst naar Königsberg.
De laatste grootmeester van de Ordenstaat was Albrecht von Brandenburg, die in 1525 overging tot het Lutheranisme en zich losmaakte van de RK Kerk. Hij trad af als grootmeester en werd hertog van Pruisen. Hij voerde het Lutheranisme officieel in, zodat de Duitse bevolking voornamelijk Evangelisch Luthers werd. De Orde bleef bestaan maar wel, zoals in Hessen, met katholieken, Lutheranen en Calvinisten in de geledingen. Sommige balijen werden protestant, andere bleven katholiek. De Duitse Orde bestaat nog steeds en staat onder leiding van de grootmeester die als abt door de paus is geïnstalleerd. De leden zijn priesters, religieuzen en ‘familiares’. Dat zijn sympathisanten, zowel priesters als leken die de orde zeer genegen zijn en werkzaam zijn in de charitatieve en sociale sector. De oude idealen zijn sinds de 17e eeuw herwaardeerd en vormen nu de kernactiviteiten.